Geschiedenis:
Beweerd wordt dat het ras afstamt van de zwarte dogachtige honden die de Romeinen in Zwitserland importeerden. Hieruit ontwikkelden zich verschillende
typen sennenhonden (‘boerenhonden’). De dogachtigen waren boerenhonden die allerlei werk deden, zoals het bewaken van het huis en erf, het hoeden,
drijven en bewaken van vee, als deze zomers met de sennen (herders) op de alpenweiden verbleef.
Ook vergezelde de hond het vee als het naar de veemarkt gebracht werd en op de “terugweg” de baas met een goedgevulde portemonnee. Deze rassen verdwenen
geleidelijk totdat een aantal Zwitserse kynologen (hondenkenners) in het Dürrbachgebied in de buurt van Bern zich gingen toeleggen op het fokken van de
huidige Berner Sennenhond.
In eerste instantie werd dit ras “Dürrbacher” genoemd, echter een jaar naar het oprichten van de eerste vereniging van dit ras in 1908 is de naam
veranderd in Berner Sennen.
Functie:
De Berner Sennenhond is gefokt als hoeder van het vee, als trekdier en als waakhond. De hond is in staat om vee te hoeden zonder menselijk toezicht.
In sommige Zwitserse dorpen wordt de Berner Sennenhond nog gebruikt voor het trekken van melkkarren.
Karakter:
De honden zijn erg gehecht aan hun mensen, hun huis, erf en eventueel andere dieren die daarbij horen. Dit alles behoort tot hun “kudde” die zij beschermen
en bewaken. Verder heeft de hond een lief en rustig karakter en is nog wel eens eigenwijs.
De Berner Sennenhond is de bekendste van de 4 soorten Zwitserse Sennenhonden: de grote Zwitserse, de Berner, de Appenzeller en de Entlebucher Sennenhond.